Donderdag 23 febr. Van Addo naar Grahamstown.

Na een kort afscheid aan de familie van Dell’ano nemen we de baan richting Grahamstown. Onderweg, zoals gewoonlijk, enkele fotostops. Er valt hier altijd wel wat te zien of te beleven. We zijn immers in Zuid-Afrika, een wereld in één land. Ons hotelletje in Grahamstown is stokoud, maar kraaknet. Langs het tourismebureau bestellen we een gids om ons deze namiddag een drietal uur te begeleiden in de township van Grahamstown. Stipt om 14 uur maakt Otto zijn opwachting in het hotel. Hij stelt voor met onze wagen naar de township af te zakken. Het bezoek brengt ons helemaal niet wat wij ervan verwacht hadden, en nog veel minder dan wat in de tourismebrochure beschreven staat. Otto overvalt ons met een waterval van woorden. Over geschiedenis, oorlogen tussen de Engelse soldaten en de Xhosa, de opkomst van Xhosalegende Makana. Wij staan meer dan een half uur in een grote weide, volgens Otto het bloedig slagveld van de schande. Het is wel bloedheet, en Otto spreekt daarbij een dieventaaltje, ik denk een mengsel van Khosa en barslecht Engels, hetgeen bij ons de concentratie bijna onmogelijk maakt. Ik tracht Otto diets te maken dat wij ook wel iets willen beleven in de township. Een kerkje binnenlopen, een schooltje, een cafeetje met echte Xhosa die niet doodgeschoten zijn door die Engelse soldaten, noem maar op… Maar Otto doet alsof zijn neus bloedt, en gaat onverminderd voort met zijn stories. Na een dik uur aanhoren van zijn Esperanto troont hij ons mee naar de craft- en artshop. Eindelijk eens ergens binnenlopen. Maar wat blijkt? Een pure commerciële bedoening. Dan maar liefst zo vlug mogelijk terug naar het hotel. Daar aangekomen vraag ik mijn schuld, en voor ik het goed besef is die kerel er vandoor met anderhalf maal het overeengekomen bedrag, Daar waar hij maar iets meer dan de helft van de tijd heeft moeten werken. Aan zulke kleine dingen voelt een mens dat men al zo lang uit de business is gestapt. Tien jaar geleden zou Ottotje het er niet zo gemakkelijk van afgebracht hebben. Maar kom; niet getreurd. Op drie maand Afrika moet er toch ook eens een negatief ervaringske inzitten. Anders zouden onze verhalen op de duur ongeloofwaardig overkomen. Het dineetje in een prachtig Frans restaurantje “Haricot’s” heeft de dag dan toch nog goedgemaakt. En morgen gaan we er opnieuw tegenaan.

Op enkele honderden meter van ons guesthouse, zelfs nog op het domein van “Old Drift” ligt een desolaat klein kerkhofje. 

Aan fotogenieke stops onderweg ontbreekt het in Afrika bijna nooit. Deze drie dames moeten tot vier maal per dag meer dan één kilometer ver lopen om water op te halen aan een pompstation.

We rijden nog enkele kilometer langs de grens met  Addo park, als Hilde eensklaps een kudu bemerkt in het dichte struikgewas. Een prachtig exemplaar. Ter informatie;  deze foto werd wel met een telelens genomen.